#9: Bernard Mulder (transcriptie)

Dit is Leaders in Life Sciences, een podcast waarin we op zoek gaan naar het verhaal achter de mens. We praten met leiders van nu en later over wat hun drijft, hun carrière en privéleven. Want door naar elkaar te luisteren komen we als individu en als sector verder. We willen onze partners hartelijk bedanken voor hun steun, dat zijn Pivot Park, Janssen, Pedersen & Partners, Axon Lawyers en Scribes fiscalisten.

Vandaag te gast de Algemeen Directeur van RegMed XB, het is een man met een breed interesse. Zo studeerde hij geneeskunde, hij heeft daarnaast ook een tijdje rechten gestudeerd. Stiekem had hij ook nog interesse in economie. Deze verschillende interesses en talenten komen hem goed uit in de farmaceutische industrie. Hij is een commerciële medicus die bewust heeft gekozen voor de commerciële kant. “Eén van mijn drijfveren was om echt ook producten naar patiënten te krijgen. Dat er gewoon een kans is voor mensen om een breder scala aan medicijnen te kunnen hebben. Dat bereik je wel met de farmaceutische industrie.” Zijn carrière heeft hem de hele wereld over gebracht. Zo heeft hij in de Verenigde Staten gewoond, maar ook een tijd door Azië gereisd. “Waar ik rond kon reizen en lectures kon houden, studies opzetten, kennis overbrengen, medische afdelingen inrichten, eigenlijk tot de benefit van patiënten uiteindelijk, want als dat goed geregeld is, krijgen patiënten en artsen goede informatie. Dat is ontzettend belangrijk.” Binnen de geneeskunde heeft hij een duidelijke visie: het gaat namelijk niet alleen maar om het draaglijk maken voor patiënten, maar ook om het daadwerkelijk genezen van mensen. Iets waar hij zich hard voor maakt. “Het is eigenlijk niet geneeskunde wat we doen, in de negen van de tien gevallen proberen we oplossingen te vinden die het draaglijk maken wat je hebt, maar niet de echte oplossing.” Te gast hebben we Bernard Mulder, je host is André van de Sande. Veel plezier met luisteren!

André: Welkom bij de negende Leaders in Life Sciences podcast. Vandaag vanaf de Dutch Life Sciences Conference in Leiden. Mijn gast van vandaag is in 1963 in Amsterdam geboren, hij studeerde geneeskunde aan de universiteit van Leiden, behaalde zijn propedeuse rechten in Leiden, hij volgde een MBA aan de New York Institute of Technology. Hij kwam tot nieuwe inzichten over wat hij met zijn werkzame leven wilde gaan doen in een Thais restaurant op De Wallen. Maar wat heeft hij eigenlijk precies met ‘le petit zéro six’, en wat weet hij van de verschillen tussen de Franse en de Amerikaanse stokbroden? Daar komen we later nog op terug. Hij mag de wereld zijn werkplek noemen en hij heeft onder meer gewoond en gewerkt in Bangkok, Parijs en New Jersey. Na een lange carrière in de farmaceutische industrie is hij nu general director van RegMed XB. Mijn gast van vandaag is Bernard Mulder, welkom Bernard!

Bernard: Dankjewel, André!

André: RegMed XB staat voor Regenerative Medicine Crossing Borders, maar wat houdt regeneratieve geneeskunde nou eigenlijk precies in, Bernard?

Bernard: Een goede vraag, André. Regeneratieve geneeskunde in onze definitie is eigenlijk het maken van vervangorganen, vervangweefsels. Dus wat we proberen te doen is een weefsel wat niet meer functioneert in een patiënt, om daar andere weefsels voor te maken en die weer terug te kunnen geven aan een patiënt en daarmee het probleem van het ziek zijn eigenlijk oplossen. Cure in plaats van care.

André: Ja, precies. Daar komen we zo meteen nog even uitgebreid op terug, uiteraard. Ik ben heel benieuwd wat RegMed XB allemaal doet. Maar voordat we verdergaan met RegMed, is het misschien goed om eerst eens even te kijken naar je carrière. In de intro zei ik al dat de wereld je werkplek is, je bent ooit begonnen als basisarts, en vervolgens ben je bedrijfsarts geworden. Hoe heeft zich dat ontwikkeld?

Bernard: Ik studeerde geneeskunde in Leiden, zoals je al zei bij de introductie, en de medestudenten waren erg mooi gefocust op wat er allemaal met de patiënten moest gebeuren en ik vond het ook interessant om te kijken hoe dat nou breder eigenlijk lag. Vandaar dat ik ook een uitstapje heb gemaakt om de studie rechten te doen, om te kijken of we daar een verbreding van het medische stuk konden vinden. Dat was erg leuk. Daarna wilde ik eigenlijk doorgaan, ik was klaar met mijn coschappen en ik wilde met rechten wel doorgaan. Toen ben ik naar Amsterdam verhuisd en heb daar nog een jaar rechten gestudeerd. Maar ondertussen moest ik wel mijn geld verdienen. En om dat te doen, ben ik een baantje gaan doen bij de Rabobank, drie dagen in de week, als bedrijfsarts om mijn geld te verdienen.

André: En dat beviel zo goed dat je ook nog de overstap naar Philips hebt gemaakt als bedrijfsarts. Hoe zat dat?

Bernard: Dat is een goede vraag. Eerst begon het ermee dat die dagen van drie naar vier naar vijf gingen. Op een gegeven moment realiseerde ik me, ik was er niet begonnen om bedrijfsarts te worden per se, maar ik was begonnen om mijn studie te financieren. Uiteindelijk is de studie toen gestopt en het bedrijfsartswerk werd steeds meer. Toen dacht ik, “Dit gaat niet goed. We moeten even een resetknop induwen.” Ik zat met mijn toenmalige vriendin – nu nog steeds mijn vrouw – op De Wallen bij een Thais restaurant, op 30 oktober, ik weet niet meer precies het jaartal, en ik zei, “Wat ben ik nu eigenlijk aan het doen? Volgens mij ben ik niet precies aan het doen wat ik zou moeten doen.” Toen heb ik mijn ontslagbrief voor de Rabobank geschreven en de volgende dag lag het op het bureau van mijn baas met de mededeling dat ik per 1 januari stopte. Eigenlijk ook niet wetend wat ik dan zou gaan doen.

André: Een spannende periode.

Bernard: Dat was even een spannende exercitie.

André: En toen? Wat is er daarna gekomen?

Bernard: Mijn vrouw had heel veel gereisd in haar studentenleven, Transsiberië Express, naar Nepal, Amerika, overal en nergens. En ik had eigenlijk nog niks gedaan. Dus ik had op een gegeven moment een idee opgevat van, “Ik ga naar Zuid-Afrika toe.” Daar woonde iemand die ik goed kende, een oud-hockey genootje, die daar ook arts was. Ik dacht, “Daar ga ik eens beginnen, eens kijken wat ze daar aan het doen zijn.” Daar ben ik heengegaan, ik heb drieënhalve maand door zuidelijk Afrika gereisd en teruggekomen bij Zuid-Afrika zelf. Daar was ook iemand die luisterde naar de naam Hugo Tempelman. Die had daar net een kliniek opgericht voor het helpen van aidspatiënten, tuberculose, rachitis. En dat vond ik ontzettend interessant. Ik dacht, “Ik ga naar Zuid-Afrika om daar huisarts te worden.” Een opleidingsplaats geregeld, alles was klaar.

André: En dat was ook om meer hands on bezig te zijn met de geneeskunde?

Bernard: Hands on bezig zijn met geneeskunde en vooral ook wat het ertoe doet. Dat waren echt de grote ziektes en dat vond ik ontzettend interessant. Daar kon je echt bijdragen.

André: Dus je stond eigenlijk klaar met je ticket in je hand om naar Zuid-Afrika te reizen.

Bernard: Zo kan je het wel zeggen, ja.

André: Maar er kwam iets tussen.

Bernard: Ja, daar kwam iets tussen. Want voordat we dat gingen doen, was er opeens een eis van de overheid in Zuid-Afrika. Ze zeiden, “We willen eigenlijk geen Europese artsen meer hebben.” Dus de grenzen werden dichtgegooid. Dat was voor mij wel even een streep door de rekening. Ik dacht, “Wat gebeurt er nou?” Dan ben ik naar de directeur-generaal van VWS destijds gegaan om te kijken of ik toch nog via-via binnen zou kunnen komen. Voor een jaar kon dat wel, maar ik wilde daar echt mijn leven opbouwen. Dus eigenlijk was die kans verkeken door politieke redenen.

André: Betekende dat dat jullie terug naar De Wallen zijn gegaan voor hernieuwd overleg?

Bernard: Ik moest eerst mijn geld verdienen, het geld was helemaal op na die reis. Dus het begon met een baan zoeken. Toen ben ik bij Philips gaan werken, die had mij gedetacheerd bij Solve Pharma. Dat is misschien ook nog wel een linkje. Dat vond ik best wel interessant, wat we daar aan het doen waren. Daar waren we medicijnen aan het maken, om mensen te genezen. Dus dat was mijn link. En toen werd ik benaderd door een head hunter die zei, “We hebben een baan voor een medicus in Azië, bij Organon. Dat zou best weleens in jouw veld kunnen zijn, want jij wil graag iets nieuws doen, bijdragen, opbouwen, maakt niet uit wat het is, let’s go for it. Wil je daar niet eens gaan praten?” Dat heb ik uiteindelijk gedaan. Na dat gesprek ben ik er drie maanden mee bezig geweest om tegen die functie ‘ja’ te zeggen, want ik vond het toch wel een hele overgang. Maar dat is me uiteraard enorm goed bevallen.

André: Het was natuurlijk een andere manier om direct betrokken te zijn bij de gezondheidszorg, in dit geval in Azië en niet in Afrika.

Bernard: Ja. Maar het was nog steeds erg een ontwikkelingsland. Of land, het ging van Pakistan tot en met Korea, dat is geen ontwikkelingsland, maar het was Pakistan, India, Bangladesh, de hele regio, waar ik rond kon reizen en lectures kon houden, studies opzetten, kennis overbrengen en medische afdelingen inrichten. Eigenlijk tot de benefit van patiënten uiteindelijk. Want als dat goed geregeld is, krijgen patiënten en artsen goede informatie. Dat is ontzettend belangrijk.

André: En in die tijd waren Organon en Solve eigenlijk wel kweekvijvers voor Nederlands talent, of niet?

Bernard: Ik denk dat Organon zeker een kweekvijver was voor Nederlands talent. Dus ik ben daar uiteindelijk twee jaar heen en weer gereisd, dus in Nederland en Azië. Dus drie weken op, drie weken af. Dat was een beetje een soort olieplatformschema. Maar ik vond het fantastisch als dat vliegtuig weer de lucht in ging en als we landden tegen die tropische hitte, te stuiteren. Dat vond ik echt helemaal geweldig. Maar daarnaast heb ik de kans gekregen om ook in de regio te gaan wonen. Dus we zijn toen naar Bangkok verhuisd en dat maakte het leven samen met mijn vrouw wel iets eenvoudiger.

André: Met kweekvijver bedoel ik ook dat je daarnaast een heleboel andere functies vervuld hebt. Ik zei het in de intro al, je bent echt de wereld rondgegaan. Daarna heb je eigenlijk nog wat doorgroeistappen gemaakt binnen Organon?

Bernard: Ja, binnen Organon ben ik verder gegaan. Toen was er op een gegeven moment de vraag, “Wil je puur medisch blijven werken of wil je meer richting de commerciële kant?” Dat commerciële stukje zat er toch al wel een beetje in. Ik heb rechten gestudeerd in Leiden, dat zei ik al, maar eigenlijk wilde ik economie doen in Rotterdam. En daar kwam die combinatie een beetje vandaan. Dat is eigenlijk wel heel leuk om te kijken of ik wat meer commercieel kon werken. Toen had ik de kans om naar Parijs te gaan om daar eigenlijk een soort leertraject door te gaan, door artsbezoeker te worden, een sales force aan te sturen, wat product management te gaan doen en uiteindelijk een business unit aan te sturen om me rijp te maken om een land te gaan aansturen. Dat was de bedoeling.

André: Best een opmerkelijke stap, wat heel veel medici maken die overstap naar de commerciële kant niet.

Bernard: Nee, die maken dat inderdaad niet. Die zijn dun gezaaid, kan je bijna zeggen. Maar één van mijn drijfveren was om echt ook producten naar patiënten te krijgen. Dus dat er gewoon een kans is voor mensen om een breder scala aan medicijnen te kunnen hebben. Dat bereik je wel met de farmaceutische industrie.

André: Uiteindelijk ben je naar New Jersey gegaan, voor Organon. Dat was de fase dat Organon besloot om een hoofdkantoor in Amerika te hebben en niet meer in Oss. Jij bent meegegaan in die verhuizing?

Bernard: Ja, ik ben meegegaan in het verhuizen. Het was eigenlijk de bedoeling dat ik naar een land zou gaan, Vietnam stond op de kaart. Maar toen werd ik vanuit Amerika gebeld of ik een grote alliance samen met Pfizer kon leiden op het commerciële gebied. Elke keer werd het een beetje verkocht als, “Dat is een goede extra stap om daarna een land te gaan doen.” Het was natuurlijk ook ontzettend leuk, want toen kwam ik in een groot global venture team, zoals we dat destijds terecht noemden, en daar moest je echt alles opzetten van, “Hoe ga je nou een middel wat in de pijplijn zit helemaal voorbereiden om naar de markt te komen?” Dat is een uitstekende ervaring, moet ik zeggen. Dus je ziet wel gewoon wat ervoor nodig is om het daar te krijgen.

André: Eigenlijk waren dat teams waar medische research en commercieel bij elkaar kwamen?

Bernard: Ja, manufacturing zat er inderdaad in, regulatory. Clinical, preclinical, grote teams, health economics, medical, maar ook marketing en sales, natuurlijk.

André: Op een gegeven moment werd Organon verkocht aan Schering-Plough. Wat heb jij toen gedaan?

Bernard: Toen heb ik een aanbod gekregen om te blijven in Amerika en het product verder te helpen. Dat vond ik wel een beetje spannend, want het is altijd een beetje een bloedgroepenstrijd, als je overgenomen wordt. Dus ik dacht, “Ik weet het eigenlijk niet.” En de kinderen waren in een leeftijd waarbij we ze ook konden gaan ankeren in een systeem. Mijn vrouw en ik hebben toen gezegd, “We gaan verder naar Nederland – we gaan nooit terug; we gaan altijd verder – en daar kunnen onze kinderen dan hun anker krijgen”, waarvan wij dachten dat het belangrijk was. Wat we ook we om ons heen zagen bij expats die dat was minder hadden gedaan.

André: Ja, want verhuizen naar het buitenland met je gezin heeft echt impact.

Bernard: Ja, dat heeft grote impact op allerlei manieren. Maar het is ook wel heel erg leuk. Ik moet zeggen, die tijd in het buitenland met het gezin was ook fantastisch.

André: Ja, ik weet uit eigen ervaring dat ook je kinderen er echt iets van meenemen in hun ontwikkeling en eigenlijk meer wereldburger gaan worden dan dat je alleen in Nederland hebt gewoond. Leuk! Uiteindelijk heb je toch een stap naar een ander bedrijf gemaakt, naar een andere bedrijfstak.

Bernard: Ja. Toen ik in Nederland was, ben ik bij Avantium gaan werken. Dat is een bedrijf wat heel erg goed is in het karakteriseren van moleculen. Dat deden ze al in de petrochemische industrie, maar ze hadden ook een farmaceutische tak, waarbij ze eigenlijk uitzochten hoe moleculen er het beste uit moesten zien om bijvoorbeeld stabiel te zijn of niet uit elkaar te vallen of bij bepaalde temperaturen beter te kunnen werken. Dat was van belang om te zorgen dat zo’n product dan daarna ook daadwerkelijk in ontwikkeling kan komen. Je kan je voorstellen, als je uit elkaar valt, kun je niets ontwikkelen. Dat was wel heel technisch en ook best wel wat verder weg van het medische stuk, maar het was wel een hele mooie technologie. Dus daar ben ik voor de marketing en sales verantwoordelijk geweest. Dat heb ik niet zo lang gedaan omdat het bedrijf een ontzettende groei wilde doormaken en dat was net in 2008 waarbij de groei van het bedrijf even wat onder druk stond en ook bij opdrachtgevers. Dus daar ben ik een kleine twee jaar mee bezig geweest en toen ben ik daar weer weggegaan.

André: En toen ben je eigenlijk met een aantal oud-Organon collega’s Eagle Rock begonnen?

Bernard: Toen ben ik Eagle Rock Life Sciences begonnen, samen met Carl Thys, John Verhoeven en Hans Pegt. We hadden het idee dat ontzettend veel kennis bij Organon zat, niet alleen bij ons, natuurlijk, maar bij heel veel mensen. Die kennis dreigde verloren te gaan in het Nederlandse landschap, want Organon was één van de laatste farmaceuten die echt op enige omvang daar zat en de totale chain in control had. Dus dat heb ik met hun zes jaar gedaan. Ik heb allerlei opdrachten gedaan, ook in kleine startups gewerkt, ook zelf wat geïnvesteerd erin. Soms ook weer failliet gegaan. Dus alles wat we hier op dit congres horen, heb ik ook meegemaakt. Gelukkig ook een keer iets verkocht aan een beursgenoteerd bedrijf waar je dan weer een up van krijgt. Maar dat was wel een spannende tijd en heel leuk om natuurlijk met die oud-collega’s samen te werken.

André: Ben je van daaruit dan in contact gekomen met de universiteit van Maastricht?

Bernard: Ja, dat ging via-via omdat Marianne van der Steen werkte als hoogleraar, en nog steeds, bij de universiteit van Maastricht. Wij kenden elkaar via-via en zij was bezig met het opzetten van global venture teams, het Global Investor Forum. Daar had ze mensen voor nodig om dat te helpen ontwikkelen. Ik had wat ervaring in hoe je nou met een bedrijf de bietenbrug op kan, maar ook hoe je succesvol kan zijn. Dus ik zag ook de pitches van het bedrijf en we hebben dat dus verder samen ontwikkeld. Zij is daar de grote trekker van geweest, maar ik heb daar heel wat uitvoerend werk gedaan. Het was ontzettend leuk om de dingen zoals we hier ook met de Venture Challenge zien te organiseren en uit te voeren en mensen te coachen en te helpen om verder te komen met hun bedrijf.

André: Toen heb je toch nog even een uitstapje terug naar de farmaceutische industrie gemaakt, je bent bij Boehringer Ingelheim terechtgekomen als hoofd Medical Affairs. Maar vervolgens heeft Marianne je weer opnieuw benaderd, begrijp ik? Hoe is dat gelopen?

Bernard: Dat is precies zoals het gelopen is. Dat was inderdaad een uitstapje waar ik trouwens ook ontzettend van genoten heb, met een medicijn, dat heette SGLT2-remmers, die suikerziekte probeerde te helpen. Maar die hadden ook nog allerlei goede side effects, namelijk dat ze hartfalen behoorlijk verminderen en ook de nierproblemen behoorlijk verminderen. Dus dat was echt een fantastisch mooie nieuwe groep, eigenlijk helemaal nieuw. Marianne kwam naar me toe en zei, “Bernard, RegMed XB bestaat, een prachtig consortium van universiteiten, bedrijven, overheden, gezondheidsfondsen. Ik ben een starter, ik heb het helpen opzetten, maar we hebben nu iemand nodig die het ook kan doorzetten en uit kan bouwen. Volgens mij is dat iets voor jou.” Dat vond ik super eng. Ik dacht, “Wat gebeurt hier nou? Een academische werkomgeving, ik heb helemaal niks met politiek.”

André: Want je kwam voornamelijk uit het bedrijfsleven.

Bernard: Dus moet je het dan wel gaan doen? Maar toen dacht ik ook, “Waarom eigenlijk niet?” Ik heb altijd wel risico’s genomen en als je dat nou niet doet, achteraf zeg je dan misschien, “Ik had het wel moeten doen.” En gelukkig heeft die ‘gok’ heel goed uitgepakt, want ik vind het ontzettend leuk en dierbaar om aan RegMed XB te kunnen werken.

André: En daar ben je sinds 2020, als ik het goed begrepen heb?

Bernard: Sinds maart 2020 ben ik daar Algemeen Directeur geworden. Ik geloof dat het op zeven of acht maart was dat de lockdown begon. Dus we hebben twee jaar een beetje in de corona-omgeving gezeten, zoals iedereen natuurlijk, maar als een startende job is dat toch wel een hele extra uitdaging, natuurlijk. Maar feitelijk had iedereen daar last van, maar we zijn heel goed die tijd doorgekomen, denk ik, door het onderzoek verder te brengen wat we aan het doen zijn, maar ook allerlei andere zaken tot ontwikkeling te brengen.

André: Dan zijn we eigenlijk weer terug bij RegMed XB gekomen. Kun je iets meer vertellen over het ontstaan van RegMed en wat de gedachte erachter is?

Bernard: Ja, de gedachte was eigenlijk dat regeneratieve geneeskunde, echt het weefsel bouwen, erg in de kinderschoenen stond een aantal jaren terug. Wat mensen zich ook realiseerden, vooral Clemens van Blitterswijk en Tom Oostrom van de Nierstichting waren daar echt mee bezig, dat je met één universiteit of met één partij zo’n heel nieuw veld ongelooflijk moeilijk tot wassen kan brengen. Toen was het idee, “Laten we partijen bij elkaar brengen, een aantal universiteiten die erin geïnteresseerd zijn. Laten we kijken waar provincies kunnen aanhaken die geïnteresseerd zijn om uiteindelijk economische activiteiten in de regio te hebben, maar ook een maatschappelijk belang hebben voor hun eigen inwoners. En kijken of we een consortium kunnen bouwen dat gaat investeren en onderzoeken in het bouwen van vervangorganen.” Dat is toen opgezet in 2016 met een groot researchprogramma wat Moonshots heette.

André: Jullie hebben vier Moonshots, daar komen we zo nog even op, denk ik.

Bernard: Precies, een programma waarvan je denkt, “Dat gaan we nooit redden”, maar je wil het wel redden. Dus echt uitdagend. En naast dat researchprogramma is er ook meteen – en dat vind ik wel heel slim van RegMed XB destijds – een doorvertaling geweest van, “Hoe krijgen we dan, als je dan eenmaal een product hebt, dat ook naar de markt toe?” Dus er zijn ook pijlers gebouwd rond business development en acceleratie, en pijlers rond seed capital, en uiteindelijk ook een pijler met infrastructuur, want je moet het dan ook op een gegeven moment kunnen maken.

André: Ja, want als ik naar de website kijk van RegMed, dan lijkt het bijna een virtuele organisatie. Hoe zijn jullie georganiseerd?

Bernard: Het is ook vrijwel virtueel, dat heb je goed gezien. We hebben wel een kantoor, dat zijn twee kantoortjes die we hebben bij de universiteit van Maastricht, dat zijn die klassieke kamertjes waar je in kan zitten. Maar daar zijn we eigenlijk niet altijd. Sterker nog, de mensen werken over het hele land die bij het office van RegMed XB werken, dus waar ik direct leiding aan geef. En de researchers zitten natuurlijk gewoon bij de universiteiten zelf.

André: Dan hebben we het over een vrij grote groep, ik las 500 wetenschappers die betrokken zijn bij RegMed XB?

Bernard: Ja, dat zijn niet alleen de wetenschappers geweest van de universitaire centra, je hebt ook de wetenschappers van de bedrijven die zijn aangesloten bij RegMed XB. Als je die totale groep bekijkt, is dat zeker een groot aantal. Daarnaast hebben we ook een Vlaamse partner, daar werken ook de researchers. Dus daar zitten best grote groepen aan vast.

André: De term Moonshot viel net even. Leg eens uit, wat bedoelen jullie met een Moonshot en wat houdt het precies in?

Bernard: Moonshots, dat is eigenlijk het verhaal dat je iets wil nastreven wat bijna onmogelijk lijkt, maar dat je toch de weg daarnaartoe probeert te ontwikkelen. Zo willen we eigenlijk een nieuwe nier bouwen. Een nier is een ontzettend ingewikkeld orgaan, maar er zijn heel veel mensen die dialyse hebben en daar niet goed mee geholpen zijn. Dat heeft ook een hoge sterftekans. Dus wat zou er dan mooier zijn dan dat je een nier gaat maken en dat kan teruggeven aan die patiënt zodat die weer helemaal functioneel is?

André: Dan hebben we het dus niet over de draagbare nier waar Nextkidney van de Nierstichting op dit moment mee aan het werk is? We hadden Tom Oostrom ook laatst in de podcast, die heeft daar uitgebreid over verteld. Maar dit gaat eigenlijk een stap verder, als ik je goed begrijp?

Bernard: Ja, dit gaat een stap verder omdat de weg ernaartoe best wel lang duurt om zoiets echt te organiseren en echt gedaan te krijgen. Het is eigenlijk meer, “Hoe krijg je het wetenschappelijk voor elkaar?” Dat is best een lange weg. Maar er zijn natuurlijk tussenstappen voor patiënten die heel waardevol zijn, bijvoorbeeld dialyse patiënten, om niet elke keer naar het ziekenhuis te gaan. Wat zou er gebeuren als je het thuis kan doen en goed thuis kan doen? Dat geeft enorm veel meer comfort en dat is waarom de Nierstichting zelf ook een soort roadmap heeft gemaakt van, “Wat moeten we op kortere termijn proberen na te streven?” Maar laten we niet vergeten dat we het meest geholpen zijn als die patiënten echt genezen zijn. Daar investeren ze ook in.

André: Op deze manier kun je eigenlijk bijdragen aan de lagere kosten in de gezondheidszorg. Want als patiënten niet naar het ziekenhuis hoeven, het is een betere kwaliteit van zorg, maar het is waarschijnlijk ook goedkoper?

Bernard: Als je eenmaal zo’n orgaan terug hebt getransplanteerd, zal dat zeker ongelooflijk veel kosten schelen. Niet alleen in de ziekenhuisbeweging, maar ook de sociale kosten die er zijn en de maatschappelijke kosten die er zijn. Mensen kunnen weer aan het werk, alle mantelzorg kan er bijna van af, dus het leven van een patiënt gaat totaal veranderen op het moment dat die weer functioneel weefsel heeft in zijn lichaam.

André: Kun je ook iets meer vertellen over die andere drie Moonshots?

Bernard: Ja. Daarnaast is er een diabetes Moonshot. Suikerziekte type 1 is een ziekte waarbij de insuline-producerende celletjes niet meer insuline produceren of eigenlijk afwezig zijn. Dat geeft dan suikerziekte waar patiënten dagelijks mee te maken hebben en ze moeten insuline toedienen om in leven te blijven. Dat klinkt een beetje dramatisch, maar dat is het wel. Als je dat niet doet, ga je gewoon dood, even heel hard gezegd. Maar het is wel zo. Die mensen zijn elke dag bezig met onzekerheid, “Zit het niet te hoog?” Dat betekent dat de bloedsuikers te hoog zitten en dat geeft vervelende effecten. Of “Zit ik niet te laag?”, en dat betekent dat er veel te weinig suiker in je bloed zit waardoor je kan flauwvallen en ook dood kan gaan. Kortom, die mensen moeten een hele tijd zichzelf regelen in een systeem en elke keer attent zijn dat dat maar goed gaat. Bij een hele hoop patiënten gaat het gelukkig goed, maar er is ook zeker een groep patiënten die ongelooflijk moeite hebben om zichzelf te regelen en die om de haverklap in het ziekenhuis liggen. Voor zo’n groep patiënten in eerste instantie zou het fantastisch zijn als we de insuline producerende cellen weer terug kunnen geven aan die patiënt, eigenlijk dat ze van al die rompslomp af zijn. Dus dat is een tweede Moonshot. Mag ik doorgaan?

André: Ga door!

Bernard: Een derde Moonshot die gedefinieerd is, is wat we de artrose Moonshot noemen. Ik weet bijna het Nederlandse woord niet voor artrose, maar dat is slijtage, zeggen mensen, “Mijn knie is versleten.”

André: Dat gaat dus niet alleen maar over reuma, bijvoorbeeld, het is breder dan dat.

Bernard: Nee, het gaat over osteoartritis, dat is de vakterm, dat is ontsteking van de gewrichten. Maar laten we maar eventjes een bredere definitie pakken. Wat je daar hebt, we worden allemaal ouder en we weten ook dat we een knie kunnen vervangen, een heup kunnen vervangen, maar dat kunnen we vaak maar twee keer doen. Dus je kan één keer een heup vervangen en dan heb je 15 jaar te gaan en daarna moet die voor de twee keer en dan moet die operatie slagen en daarnaast moet je ook nog eens een keer die operatie uitzingen. Maar als mensen ouder worden, ga je het niet meer redden. Dus dat betekent dat je aan het eind van die rit toch in die rolstoel belandt. Dat is natuurlijk een ongelooflijk onprettig vooruitzicht en Reuma Nederland heeft ook gezegd, “We moeten eigenlijk een oplossing vinden voor die patiënten. Kunnen we niet een gewricht maken, een kniegewricht of een duimgewricht, waarbij als de artrose zo slecht is, dat we het echte gewricht wat bij de patiënt zit eruit halen en dan het nieuwe gewricht erin steken en daarmee het probleem opgelost is?” Dat betekent ook ongelooflijk veel bewegingsvrijheid voor die mensen. Ze krijgen eigenlijk vaak hun leven ook weer terug.

André: Het is een meer finale oplossing, eigenlijk?

Bernard: Ja, het is proberen te genezen. Geneeskunde, dat zegt al dat het genezen wordt. Het is eigenlijk niet geneeskunde wat we doen, in de negen van de tien gevallen proberen we oplossingen te vinden die het draaglijk maken wat je hebt, maar niet de echte oplossing.

André: Het is eigenlijk van health care naar health cure.

Bernard: Dat is een hele mooie, André, die had ik nog niet gehoord!

André: En dan is er nog een vierde?

Bernard: De vierde is de cardio Moonshot, en cardio staat voor het hart. Hartfalen is een heel groot probleem en hartfalen is eigenlijk heel moeilijk te ondervangen. Als het er eenmaal is, krijg je het bijna niet meer weg. Bij deze Moonshot hebben we de grote gedachte, “Stel je nou voor dat je het hart van de patiënt met hartfalen eruit kan halen, je haalt het buiten het lichaam. Dan ga je het regeneratief repareren, dus je stimuleert eigenlijk het eigen weefsel om weer nieuwe hartcellen te maken die wel functioneel zijn. Als je dat eenmaal hebt gedaan, stop je het weer terug in het lichaam van de patiënt en die leeft happily ever after weer verder.

André: Klinkt bijna als Star Trek, als ik het zo hoor.

Bernard: Dat is volgens mij een Mars shot. Maar er zijn wel intermediate stappen. Want als we in staat zouden zijn om bijvoorbeeld de conditie van een hart te verbeteren, dat zou al heel goed zijn. En dan kunnen we ook denken aan transplantatieharten. Transplantatie harten worden uit gezonde mensen gehaald, maar die kunnen ook wel een beetje slechter zijn. Dus stel je voor dat je hun levensduur kan verlengen en ook nog kan repareren en dan dat betere hart bij een patiënt terug kan plaatsen. Dan hebben we heel veel opgelost. Ten eerste krijgt die een betere kwaliteit en ten tweede, als we ze langer kunnen laten leven, dan kunnen we veel beter matchen. Want iemand die in Noord-Schotland overlijdt, dat is de donor, en de ontvanger zit in Zuid-Italië, nu kom je daar niet. Dat is te kort dag. Maar als je 24 uur lang zo’n hart kan laten kloppen, red je het wel. Dat is een enorme potentie om de transplantatie een enorme zwieper omhoog te geven. Dus dat is weer zo’n intermediate step om uiteindelijk dan te komen naar het regenereren van het hart.

André: Ik ga even terug naar de tweede Moonshot, dat is de diabetes Moonshot die je net noemde. Daar heb je zelf ook een persoonlijk linkje mee, toch?

Bernard: Een redelijk persoonlijk linkje, zeg maar link. Mijn oudste zoon, die is nu 22, heeft op zijn derde ook suikerziekte gekregen, type 1. Dus we weten inderdaad als gezin uit ervaring hoe het is om een chronisch ziek familielid te hebben en alle cure en care die je daarvoor nodig hebt om iemand – zeker als je drie bent, dan kan je nog helemaal niks – verder te helpen met wat het allemaal met zich meebrengt.

André: Ja, want dan kom ik op het verhaal met Franse en Amerikaanse stokbroden. Jullie woonden in Frankrijk, jullie hebben daarna in Amerika gewoond. Dus jullie konden de kwaliteit en de inhoud van stokbroden met elkaar vergelijken. Maar wat heeft het hiermee te maken?

Bernard: Als je in Frankrijk een stokbrood koopt, dat kan je een dag laten liggen en misschien anderhalve, maar dan is het keihard. Want daar gebruiken ze alleen maar de ingrediënten meel, water en wat gist. Dat is het. En onze oudste zoon was helemaal oké in Frankrijk. Maar toen verhuisden we naar Amerika en de eerste drie maanden was hij compleet ontregeld. We kregen het ook niet voor elkaar, hoe we ook aan het koolhydraten tellen gingen, insuline erbij, eraf, erin, het maakte niks uit. Het was totaal ontregeld. Waar we achter kwamen is dat we bij de Amerikaanse supermarkt ook gewoon onze spullen kochten waaronder ook een stokbroodje, maar ook het gewone brood. En mij vrouw zei op een gegeven moment, “Ik ga het compleet veranderen. We gaan naar een biologische winkel.” In Amerika zit een grote keten, die heet Whole Foods. Die verkoopt alleen maar biologisch eten en met het moment dat we zijn geschakeld van de gewone supermarkt naar Whole Foods, biologisch eten, waren alle klachten weg. Toen dacht ik, “Wat is hier aan de hand?” Dat was zo’n ontdekking dat we dachten, “Dit weten een heleboel mensen niet.” De ingrediënten die in gewoon eten zitten, dat kan voor sommige mensen prima gaan, maar voor anderen misschien helemaal niet. En onze zoon was iemand waar dat helemaal niet ging. Was Whole Foods niet gevonden, waren wij terug naar Europa gegaan, gewoon vanwege het eten. Want dan hadden we het niet kunnen redden daar.

André: Maar voor een man die een wetenschappelijke achtergrond heeft, en NS1, dus het is geen cross-over placebo gecontroleerde studie, maar echt puur een persoonlijke ervaring.

Bernard: Dit is natuurlijk een puur persoonlijke ervaring, maar we probeerden die natuurlijk wel te toetsen bij de artsen waar we natuurlijk regelmatig naartoe gingen. Eigenlijk hadden die daar niet zoveel oor naar, want dan worden er allergietesten gedaan en dan komt er eigenlijk niet zo veel uit. “Een beetje dit, een beetje dat. Dat kan het niet zijn.” Maar wij hadden wel andere ervaringen dat dat het wel kon zijn. We hebben toen een dieet samengesteld van een aantal dingen waarvan we wisten dat het een verhoging van de bloedsuiker gaf, als we dat eruit haalden. Daar was hij niet allergisch voor. Maar als we het eruit haalden, ging het wel een stuk beter. Dus de vraag is natuurlijk ook hoe goed die diagnostische testen eigenlijk zijn om iets te ontdekken wat je wil ontdekken.

André: We hadden het net even over je oudste zoon, die is 22, zei je. Je hebt nog een zoon?

Bernard: Ja, die is zeventien.

André: Die zit op de middelbare school?

Bernard: Die moet nu hard ploeteren voor zijn eindexamen.

André: Gaat één van de twee zonen zijn vader achterna qua interesse, vakgebied?

Bernard: Ik denk niet qua vakgebied, want de oudste studeert wiskunde en informatica. Dus die zal daar zijn merites gaan vinden. En de jongste is veel meer geïnteresseerd in HR en organisatie en coaching en hoe je mensen eigenlijk verder weet te krijgen.

André: En je vrouw is eigenlijk door deze ervaring met het stokbrood een beetje van richting veranderd, qua vak?

Bernard: Ja. Zij is jurist van huis uit, maar door dat stokbrodenverhaal gaf dat een enorme aanleiding om verder te gaan kijken wat er nou precies in die voedingsmiddelen zat. Daar heeft ze eigenlijk haar specialisatie van gemaakt. Ze is helemaal naar de natuurvoeding gegaan om eens te kijken, “Hoe kunnen we nou zo min mogelijk belastend eten?” En ze heeft daar nu een praktijk in natuurvoeding bij een antroposofische kindertherapeut. Binnen dat centrum heeft zij haar rol om de voeding te adviseren.

André: Als we teruggaan naar jouw eigen achtergrond, uit wat voor milieu kom je, wat deden je ouders?

Bernard: Mijn vader werkte op zijn vijftiende bij de houthandel Kei in Amsterdam. Hij was de jongste van een gezin van acht. Zijn vader had geen interesse meer om hem ook nog eens even over de streep te duwen. Maar het heeft niets geschaad, want uiteindelijk had hij met zijn dertigste een beursgenoteerd bedrijf.

André: Dus het ondernemerschap zat in de familie, duidelijk.

Bernard: Ondernemerschap zat zeker in de familie. Mijn vader had ook een paar panden gekocht, ter belegging. Daar moesten de huurverhogingen voor worden uitgerekend. Dus ik zat naast hem met de calculator om te kijken hoeveel erbij moest en dat typte hij dan met twee vingers op een ouderwetse typemachine. Geen fouten maken, want dan werden de huurders niet blij. Dus we praatten toen ook al veel over hoe je business kon doen.

André: Dat betrek je ook op je hobby’s, want één van je hobby’s is hockey. Ik begrijp dat je daar dan ook min of meer een lokale bekendheid bent geworden in Zeist?

Bernard: Ik ben daar een tijdje voorzitter geweest van de lokale hockeyclub en dan heb je zo’n moment dat er velden moeten veranderd worden, dat moest van een zandveld naar kunstgras naar watervelden toe. Er was maar geld voor één veld, dacht men. En ik vond dat we er twee moesten hebben. Uiteindelijk zijn er ook twee gekomen en dat konden we ook financieren en het ging uit en iedereen stond er toch achter. Als beloning kreeg ik een klein veldje. Een half veldje werd naar mij vernoemd.

André: Dat is het Bernard Mulder veld geworden in Zeist.

Bernard: Dat is het Bernard Mulder veld geworden waar de eendjes, de kleine kinderen, op spelen. Dat is prachtig om te zien.

André: Leuk! Als we even teruggaan naar RegMed, je bent hier ook te gast op het congres vandaag, in het panel. Wat is jouw boodschap?

Bernard: Het was heel aardig dat ik vanochtend in een sessie zat waarbij er al iets werd gezegd over samenwerking en hoe je dat eigenlijk moet doen. En binnen RegMed, ons ontstaan is eigenlijk samenwerking. Als we niet zouden samenwerken, zou RegMed niet eens kunnen bestaan. En de samenwerking moet ongelooflijk goed georganiseerd worden, dat is al een uitdaging op zich. Maar vooral vind ik de uitdaging dat je mensen in die samenwerking ook laat realiseren dat de wereld buiten nog veel groter is. Het beroemde postzegeltje.

André: Nederland is een postzegel, zeggen we altijd.

Bernard: Nederland is een postzegel en waar wij mee bezig zijn, is het rafelrandje van die postzegel. Dus als je daar weer inzoomt, zie je weer vijftig partijen die ook weer allemaal vinden dat ze heel belangrijk zijn. En dat zijn ze ook wel, maar als je die partijen met elkaar weet samen te laten werken volgens een goed protocol met een duidelijk idee, dan krijg je waarschijnlijk veel meer gedaan dan in je eentje. Ik heb overal in de wereld gewoond, ik heb ook gezien hoe groot alles eigenlijk is buiten Nederland. Dus ik ben een warme voorstander van het samenwerken in Nederland. Dat kunnen we ook echt heel goed. En even je eigen boundaries een beetje verlagen om iets elkaar een beetje te gunnen.

André: Dat is eigenlijk één van de doelstellingen van deze podcast, natuurlijk. Om meer wederzijds begrip te kweken en meer inzicht te krijgen in hoe andere partijen in de gezondheidszorg denken en handelen. Toch is het ook in deze podcast regelmatig een terugkerend onderwerp dat we zeggen, “Het is best wel moeilijk om elkaar op te zoeken in plaats van met elkaar te concurreren.” Bijvoorbeeld science parken of universiteiten zouden elkaar eigenlijk veel meer op moeten zoeken en meer naar die gemeenschappelijke propositie moeten gaan. Hoe zie jij dat?

Bernard: Ik zie dat ook zo en wat er nog ontbreekt in dat verhaal is een clear incentive. Dus waarom zou een universiteit die geen incentive heeft om samen te werken, bijvoorbeeld financieel of iets anders, zijn onderzoekers aan gaan zetten om dat te gaan doen? We weten allemaal dat één van de primaire taken van de universiteiten gewoon onderzoek is, het tweede is onderwijs en het derde is faloixatie. Dat komt gelukkig steeds meer naar voren, maar om ook in het academische systeem daar mensen toe te verleiden en dat uiteindelijk ook goed te stimuleren hebben we een ander beloningssysteem nodig. En daar is ook aandacht voor. Die aandacht begint te komen. Maar van aandacht naar implementatie en het daadwerkelijk ook doen, dat is nog wel een stap. En we hoorden het vandaag ook op de conference waar ik bij zat, de ideeën zijn er wel, maar hoe gaan we het implementeren en hoe zorgen we ervoor dat het echt gedaan wordt? Daar hebben we nog wel een uitdaging als de Life Sciences sector.

André: De XB in RegMed XB staat voor crossing borders, hoe geven jullie daar inhoud aan of hoe gaan jullie daar inhoud aan geven?

Bernard: Sommige mensen leggen het uit, als je überhaupt in regeneratieve geneeskunde bent, dan ben je al een grens aan het overgaan. Maar feitelijk was het bedoeld om ook over je eigen landsgrenzen heen te gaan, dat postzegeleffect eigenlijk wat kleiner te maken. Waar we heel intensief mee samenwerken op dit moment is met Vlaanderen. De universiteit van Leuven en ook het VEB zijn onze counterparts in Vlaanderen en daar ligt ook een memorandum of understanding onder van de regering van Vlaanderen en Nederland om die samenwerking te bevorderen. Zo is ook bijvoorbeeld recent, in de zomer, RegMed XB Vlaanderen opgericht. Dat is een daadwerkelijke entiteit en daar zit iemand van de universiteit van Leuven in, daar zit een vertegenwoordiger van de VEB in en daar zit RegMed XB in mijn persoon in als een bestuur. En die probeert vorm te geven aan die crossing borders samenwerking. Een tweede is dat we ook best wel actief zijn in Boston. Marianne van der Steen werkt ook nog steeds voor RegMed XB. Zij probeert daar de samenwerking op te zoeken en te kijken, “Wat kunnen we gaan doen?” Dat moet uiteindelijk uitmonden, niet alleen maar in een memorandum of partnership, maar ook daadwerkelijke partnerships, hoe gaan we dat nou doen? De implementatie. Dus de goede ideeën platslaan en uitvoeren.

André: RegMed XB is een publiek-private samenwerking. Niet iedereen zal bekend zijn met die term. Wat houdt dat in?

Bernard: Eigenlijk dat meerdere partijen uit verschillende sectoren met elkaar in zee gaan om iets te gaan bereiken. Wat we hier hebben bij RegMed XB zijn vier partijen die met elkaar samenwerken. Dat is de overheid, de academie, bedrijven en de burgers in de vorm van gezondheidsorganisaties. Hans Schikan noemde dat vandaag al de quadrupel helix. Wat je eigenlijk probeert is al die mensen bij elkaar te krijgen om het belang wat je hebt met elkaar, het zij maatschappelijk, economisch of geneeskundig, te kunnen gaan invullen. En het belang is een patiënt helpen, maar het belang is ook om met elkaar een betere en gezondere samenleving te hebben, lagere kosten te hebben, maar ook economische activiteit. Dus eigenlijk is dat voor RegMed al vanaf de start zo ingericht. In het begin was het triple helix, maar RegMed was al de quadrupel helix vanaf de start. Dat is door de oprichters destijds wel heel slim gedaan.

André: Mooi! Het kan ook een ethisch dilemma met zich meebrengen, want jullie krijgen funding. Jullie hebben 56 miljoen uit het Groeifonds toegezegd gekregen. Wat is de bestemming van die 65 miljoen?

Bernard: Die 65 miljoen worden op dit moment geïnvesteerd om de infrastructuur te bouwen om pilotlijnen te bouwen om vervangweefsels te kunnen gaan produceren. Op het lab in het ziekenhuis of in de universiteit kan je zeker voor een aantal patiënten wat maken, maar dat is lang niet genoeg om aan de kwaliteitseisen te voldoen en ook aan het aantal patiënten wat je uiteindelijk wil behandelen. Dus RegMed XB heeft een Groeifonds aanvraag gedaan waarin ze hebben gevraagd, “Kunnen jullie ons helpen om de infrastructuur te bouwen in Nederland, een nationale pilotfabriek voor regeneratieve geneeskunde, zodat therapieën die naar de markt kunnen komen al een plek hebben om de eerste opschaling te gaan doen, conform GMP-eisen?”

André: Dat is uitermate kapitaalintensief om zoiets neer te zetten.

Bernard: Ja, dat klopt.

André: Doe je dat op één locatie?

Bernard: Nee, de pilotfabriek heeft vijf locaties, een locatie in Leiden, daar zitten NecstGen en het ULMC met z’n tweeën. Dat zijn eigenlijk twee dingen in één plek. We hebben een locatie in Utrecht, eentje in Eindhoven en eentje in Maastricht.

André: Wanneer verwacht je dat deze pilot lines volledig operationeel zijn?

Bernard: Degene in Leiden is eigenlijk al bijna klaar, die kan waarschijnlijk vanaf begin volgend jaar ook daadwerkelijk weefsels gaan produceren. Maar voordat je überhaupt weefsels kan produceren in de fabriek, heb je ongelooflijk veel processen door te gaan, je moet alles voorbereiden. Dat kost ook al per se maanden. Dus voordat je je GMP-license hebt, kan je in principe al heel goed aan de slag. Dat is eigenlijk ook wat er gebeurt in Leiden, in ieder geval. In Utrecht hebben ze ook een aantal projecten al lopen die ze kunnen brengen naar de pilot lijn. In Brabant heet het Smart Bio Materials Consortium. Dat is een consortium wat zich vooral richt op de biomaterialen en in Maastricht zijn ze met ReGEN Biomedical aan het werk om daar ook een stuk van de Pilot Factory in te vullen.

André: Kun je met deze funding dit hele project afronden of zal er in de toekomst nog meer funding nodig zijn?

Bernard: Er is wellicht meer funding voor nodig, maar vooralsnog kunnen we de plannen die we hebben ingediend uitvoeren. In Leiden gaan ze vooral stamcellen in ons project Stamcellen produceren en ze kunnen daar ook nog veel andere dingen doen. Maar dat is wat de Pilot Factory voor de regeneratieve geneeskunde doet. In Utrecht proberen ze kleine weefsels te maken, micro tissues. Daar kan je mooi printen en ook kunnen ze meer dan dat alleen, maar dat is gewoon wat er in de Pilot Factory zit. SBMC, waar ik het net over had, die zijn ontzettend geleerd aan de TW, die zijn heel erg goed in biomaterialen. Dus daar wordt gefocust, samen met veertig bedrijven, om daar iets op te zetten. En in het zuiden van het land, in Maastricht, ReGEN Biomedical gaat zich meer concentreren op het maken van grotere volume weefsels. Dus dat je die wat groter hebt. De gelden die we nu hebben, moeten ons in ieder geval brengen naar een fantastisch mooie start. Je zal zien dat de tijd natuurlijk ons wat gaat leren en wat dat precies is, dat weten we natuurlijk nog niet.

André: Op één of ander moment kom je misschien in een fase dat je zegt, “Datgene wat we bedacht hebben met elkaar, moet gecommercialiseerd worden.” Dat gaat over naar het bedrijfsleven. Hoe zit dat?

Bernard: Uiteraard moet je naar het bedrijfsleven, want het bedrijfsleven is ontzettend goed om producten te commercialiseren en te maken en het netwerk te hebben om dat ook te kunnen doen. De zorg die wij hebben is of het betaalbaar en beschikbaar blijft voor de patiënten in Nederland/Europa. Want we kennen allemaal voorbeelden van therapieën die ontwikkeld worden in Europa, weggehaald worden of gekocht worden door Amerikaanse bedrijven en even later moet je de hoofdprijs betalen om diezelfde therapie die jij met publiek geld hebt gefund weer in te kunnen kopen. Dat is een heel hot thema, ik denk niet alleen voor regeneratieve geneeskunde, maar in het algemeen. Maar er is ook een realiteit en de realiteit is dat de investeerders in Amerika vaak sneller en meer risico appetijt hebben om te investeren. Dat maakt dat de neiging om naar Amerika te gaan daardoor aangewakkerd wordt. RegMed XB probeert het een beetje anders te gaan doen in de toekomst door waardevolle projecten wat langer in het publieke domein te houden, dus iets verder door te ontwikkelen waardoor als ze dan naar de markt kan gaan en opgepikt kan worden door een andere partij, dat we een beetje een vinger in de pap hebben. Om dus toch die betaalbare en beschikbare zorg in Nederland te kunnen aanbieden.

André: Wat voor jou geldt, geldt voor bijna al onze gasten hier, een heel druk professioneel leven. Waar blijft nog tijd voor over in jouw vrije tijd?

Bernard: Het is heel goed dat je dat vraagt, ik probeer altijd korte vakanties met mijn vrouw te plannen en dan is dat toch weer door de neus geboord door iets wat heel belangrijk is. Maar wat ik heel erg leuk vind om te doen is hockey, dat zei je zelf al. Ik geef nog training aan de trimmers, dat zijn vaak ouders van jonge kinderen die zelf nooit gehockeyd hebben. Ik vind niks leuker dan het uit te leggen en daar een leuke avond van te maken. Ik fluit nog wedstrijden bij de jeugd, dat vind ik ook leuk. Zelf hockeyen doe ik niet meer omdat het toch wat gevaarlijk wordt op mijn leeftijd. Als je onderuit geschoffeld wordt, kan je zomaar veel te lang buiten het arbeidsproces zitten. Dat risico neem ik niet. Daarnaast, wat ik in de zomer super vaak en graag doe is zeilen. Zeilen vind ik een ontzettend ontspannende sport. Het maakt niet uit wat voor weer het is, bij harde wind of geen wind.

André: Je hebt geïnvesteerd in een skûtsje, heb ik begrepen?

Bernard: Ja, geïnvesteerd in een skûtsje. Ik heb in mijn studententijd zeilles gegeven op de zeilschool t Vossenhol aan de Kaag. Daar komen constant nieuwe instructeurs bij, maar er vallen ook instructeurs af vanwege dat ze hun werkzame leven ingaan. Een aantal van die instructeurs vonden het leuk om te gaan wedstrijdzeilen met hun skûtsje. Dat deden ze al, maar toen werd hun skûtsje afgepakt en toen hebben een aantal oud-instructeurs geld bij elkaar gelegd om een nieuw skûtsje te kopen voor ze zelf te faciliteren. Ze zeilen nu in de IFKS-klasse, dat is het counterpart van skûtsjesilen. Maar daar zeilen ze nu inderdaad wedstrijden mee. Dat is fantastisch om te zien.

André: Jij bent ook het hele jaar aan het schuren en lakken.

Bernard: Dat mogen zij doen! Dat is een hele enthousiaste groep. Het andere leuke is, omdat het van een zeilschool is, heb je nooit een tekort aan bemanning, want er zijn altijd genoeg mensen die mee willen.

André: Leuk! In de intro had ik het over ‘le petit zéro six’, wat houdt dat nou precies in? Waar komt dat vandaan, Bernard?

Bernard: Een fantastische film, die ik eindeloos vaak gezien heb, is Les Intouchables. Ik denk dat de meeste mensen de film wel kennen, maar ik vind die ongelooflijk goed. Ten eerste is die in het Frans, dat vind ik al heel leuk omdat ik natuurlijk zelf 4,5 jaar in Frankrijk heb gewoond. Maar daarnaast zijn er ook allerlei plekken in die film waar ik zelf ook gewoon dagelijks overheen reed om naar mijn huis te gaan. Dus dat was herkenbaar. En de mooiste scene uit die film vind ik dat Dries, dat is de hoofdpersoon, een baantje moet hebben bij uiteindelijk degene die hij gaat helpen. Hij ziet een vreselijk aantrekkelijke secretaresse en hij probeert die vrouw te versieren en haar telefoonnummer te ontfrutselen. In het Frans gaat het zo: “Vous avez un petit zéro six?” ‘Heeft u een 06?’ En met een ontzettende vette knipoog en een enorme smile probeert hij haar in te palmen.

André: Met Franse charme.

Bernard: En die scene staat zo op mijn netvlies. Te meer omdat zij uiteindelijk blijkt lesbisch te zijn, dus dat is aan het eind van de rit nog een vreselijk leuke take-away van die film.

André: Als ik je zo hoor praten, ook hierover, dan ben je wel gepassioneerd door mensen. Is dat ook hetgeen wat je beroepsmatig gedreven heeft?

Bernard: Ik denk het wel. Ik heb zelf ook gehockeyd en ik heb ook veel teams gecoacht en getraind en in het werk vind ik het ontzettend belangrijk welk team je hebt en hoe je dat team vooruit weet te krijgen. Dus dat gaat eigenlijk om de menselijke component. Dus dat drijft mij behoorlijk, kan ik zeggen. Dat klopt.

André: Dat brengt ons een klein beetje aan het einde van deze podcast-opname. Mijn laatste vraag voor de gast is altijd: Heb je nog een slotboodschap of iets wat je wil benoemen wat in dit gesprek niet naar voren is gekomen?

Bernard: De slotboodschap is eigenlijk: Zoek de samenwerking op, gun elkaar wat en heb je goal stevig voor ogen en dan komen we er vanzelf.

André: Ja, oké. Bernard, bedankt dat je hier naar het congres wilde komen en onze gast wilde zijn voor deze podcast-opname. Deze keer op locatie, met gezellig achtergrond geroezemoes daardoor. Het was leuk om je hier als gast te hebben en we volgen natuurlijk met heel veel belangstelling de toekomst van RegMed XB, wat waarschijnlijk een prachtige belofte inhoudt. Dus we blijven met belangstelling volgen.

Bernard: Dankjewel, André!

André: Graag gedaan!

Dit was Leaders in Life Sciences, dankjewel voor het luisteren. Vond je iets van deze aflevering? Wij ontvangen graag jouw feedback. Wat houdt bijvoorbeeld jou bezig en over wie wil je meer horen? Laat het weten via een Apple of een Google review of stuur een berichtje via social media of natuurlijk gewoon per mail. Onze waardering is groot. Tot slot, nog dank aan onze partners. Dat zijn Pivot Park, Janssen, Pedersen & Partners, Axon Lawyers en Scribes fiscalisten.

Recente reacties